Charleroi is gehuld in nevel. De herfst hangt als een sluier over de grauwe stad aan de Samber. Je ziet gelijk waar dit gebied van leefde: steenkool, staal, glas. Fabrieken langs het water, terrils rond de wijken, straten waar het zwart tot op de dag van vandaag is blijven kleven. Meermaals weggezet als lelijkste stad van Europa, met alle problemen die daarbij horen. Toch zit er iets aantrekkelijks in dat ruwe decor: het vertelt eerlijk wat hier gebeurd is.
Precies daarom vertrekken we hier. Op de mountainbike van de buitenwijken van Charleroi, rijden we niet de kortste lijn naar Brussel, maar de mooiste. Eerst langs de terrils en verlaten sites, daarna het Waalse achterland in, verder naar de abdij van Villers-la-Ville, door het bikepark bij Louvain-la-Neuve en uiteindelijk richting de groene gordel van Brussel.
Onderweg zie je het landschap veranderen van roet en beton naar beuken en lanen, tot je tussen ministeries en ambassades fietst. Een rit van vuil naar verfijnt, van zwaar tot licht, rauw maar met charme.
We zetten de auto neer op het pleintje van Monceau-sur-Sambre, een stille uithoek van Charleroi met een café en een verrassend fraai kasteel. Twee straten verder staan huizen met afgebladderde verf en dichtgetimmerde ramen. Dat contrast heb je hier meteen.
Charleroi groeide op steenkool, staal en glas. Dat zie je overal aan. Alleen draait die industriële motor al lang niet meer. Wat over is gebleven: lege hallen, hopen puin en stukken terrein waar je nog precies ziet wat hier stond, in verschillende mates van verval.
Vanaf Monceau rijden we de stad Charleroi in. De gevels dragen littekens: gebarsten ruiten, rolluiken die al jaren dicht lijken, een pand dat is uitgebrand en nooit opnieuw is opgeknapt. Toch voelt het niet vijandig. Wie goed kijkt, ziet mooie details: een mozaïek, een oud uithangbord, een strookje groen tussen beton. Je ziet dat hier gewoon geleefd wordt.
De eerste klim dient zich aan bij de Terril du Bayemont Saint-Charles. Rond Charleroi liggen van die zwarte heuvels als stille rest van de mijnen. Van beneden oogt het als een groene bult, maar onder het groen ligt kolengruis en puin. Het pad gaat kort maar stevig omhoog. Het gruis rijdt verrassend goed, er is genoeg grip om zonder gekke toeren boven te komen.
Van bovenaf gezien ligt Charleroi open: een lappendeken van daken, verlaten en afgebroken fabrieksterreinen en de Samber die er rustig tussendoor loopt. De zon breekt even door de sluier en dan zie je hoe uitgestrekt het is, met hier en daar nog schoorstenen die boven alles uitsteken, maar zonder de rookpluimen van vroeger.
Een paar van die korte klimmetjes volgen elkaar op, met tussendoor afdalingen die lekker lopen, tot de route je weer tussen de huizen brengt. Voor de deur van Café Le Monument staan twee mensen. We kijken elkaar aan en unaniem luid het – omkeren. De vrouw voor de deur blijkt de eigenaresse. Fietsen mogen voor de deur, zegt ze, maar dan wel zo dat ze in het zicht blijven. We lopen met haar mee naar binnen. Daar staat de tijd stil: een houten toog, oude foto’s, drie mannen ieder aan hun eigen tafel met een krant, alsof dit al jaren zo gaat. Het café zit sinds 1968 in de familie, vertelt ze. Buiten op het terras smaakt een straf bakje koffie extra goed, met de fietsen op een paar meter afstand.
We gaan weer verder door Charleroi. Straten die heel licht omhooglopen, wijken die tegen de helling zijn gebouwd, telkens een stukje hoger lopend. Tussen de gevels door vang je af en toe een glimp van hoe groot de stad is. Zo komt de Vélodrome de Gilly in beeld. Tot 2015 trainde hier de Waalse selectie. Nu is het een overgroeid ovaal waar het asfalt afbrokkelt en onkruid door de voegen groeit. Een plek die ooit snelheid ademde, maar nu vooral stilte uitstraalt. Vlak achter het terrein zijn de trialbikers aan het oefenen, maar de wielerbaan, die lijkt stilletjes te verdwijnen.
Terwijl we langs de luchthaven van Charleroi fietsen, begint het landschap te veranderen. Waar we het ene moment nog door de vergane glorie van industriële reuzen reden, rijden we even later langs de startbanen van de luchthaven. We draaien van de grote baan af en direct ontvouwt zich een rollend landschap. Glooiend en kleurrijk, met velden vol bloemen die in bloei staan.
De gravelwegen rollen onder de wielen door, afgewisseld met prachtige kasseienstroken. Zo nu en dan komen we een boerderij tegen, een windmolen of enkele huizen. We rijden verder en draaien plots een golfresort op.
Het pad loopt tussen de greens door; een misser hier betekent dat een golfbal zomaar jouw kant op kan komen. Het terrein blijkt behoorlijk groot, maar een kleine tien minuten later draaien we weer uit het kort gemaaide gras. De akkers waar we doorrijden liggen er goed bij.
In Villers-la-Ville doemt de abdij op, een indrukwekkende ruïne van een cisterciënzerklooster. De hoge muren staan nog overeind, verweerd maar waardig. We rijden via de oude toegangspoort omhoog, over kasseien die ooit monnikenwerk waren. Boven wacht een uitzicht over een vallei die in alle rust lijkt te leven met de geschiedenis.
De route slingert verder door het bos, op en af, met een ondergrond die verrassend goed te rijden is. Het water heeft hier vrij spel, maar de paden blijven stevig. We kruisen een paar enduro-mountainbikers die rustig weer naar boven rijden om daarna één van de paden omlaag te zoeven.
Even later, bij Louvain-la-Neuve, komt er een moderne noot in het verhaal. Een stad zonder verleden, gebouwd in de jaren zeventig voor studenten. Net daarbuiten ligt het Bois des Rêves, een klein bikepark waar lokale rijders hun lijnen hebben aangelegd.
Korte runs met flow, een paar jumplijntjes, en dan weer terug naar boven om een andere lijn te rijden. Afwisseling genoeg in een stukje bos dat ingeklemd tussen de woonwijken ligt.
De kilometers stapelen zich op. Holle wegen, veldpaden, kasseistroken. Het landschap blijft wisselen en doet denken aan Zuid-Limburg. Glooiend, steeds op en af. Meestal gaat het vlot, maar soms zit er zo’n kuitenbijter tussen en moet de ketting toch een paar klikjes naar links.
Zuidelijk van Brussel verandert de toon. De huizen zijn groter, de tuinen strak en de gevels fris. In dorpen als Lasne en Ohain straalt welvaart uit de ramen. Brede straten, verzorgde cafés, bakkers met volle toonbank. Waar Charleroi nog tegen verval vecht, oogt hier alles meer dan op orde.
Via het Zoniënwoud rijden we over gravel en af en toe een singeltrack dwars door het hart van de groene gordel. Beuken staan links en rechts van ons, een machtig bos. De ondergrond rolt snel en licht golvend. In een gelijkmatig tempo schuiven de kilometers onder ons door, tot het bos langzaam oplost in de stad.
De overgang van het Zoniënwoud naar het Ter Kamerenbos is naadloos. Het blijft groen en ruim, alleen staan er meer en meer mensen op het pad. We laveren langs joggers, wandelaars en gezinnen, met het geluid van de stad op de achtergrond. Toch oogt en voelt het hier nog steeds als buitengebied.
We rijden de stad Brussel in. Via de brede lanen naar de Europese wijk, langs glazen gevels, vlaggen en instellingen. Het contrast met vanochtend kan bijna niet groter: ’s ochtends tussen terrils en oude fabrieksterreinen in Charleroi, nu midden in Brussel. Van daaruit steken we over richting het Koninklijk Paleis en rollen verder naar Brussel-Centraal. Tussen de gebouwen door vang je af en toe een blik over de stad en laat Brussel haar grandeur zien.
Aan het begin van de avond zetten we de fietsen buiten op het terras, aan elkaar vast, recht voor het raam zodat ze in het zicht blijven. Binnen, aan dat raam, komen de hamburgers op tafel. Fietskleren nog aan, de rug moe, en het hoofd vol van de dag.
Bij Brussel-Zuid helpt een conducteur ons vriendelijk met het inladen van de fietsen. Terwijl de trein zich in beweging zet, zien we de stad langzaam wijken. In iets meer dan een uur hebben we het land doorkruist, van het ruwe hart van Wallonië naar het politieke centrum van Europa. De laatste paar kilometer naar de auto vormen een waardig afscheid van een regio waar je je hart kunt ophalen. En die mountainbike, dat blijkt weer het Zwitserse zakmes in dit avontuur.
“Een rit door een land van contrasten: vuil en verfijnd, zwaar en licht, rauw maar nooit zonder charme.”
Disclaimer: de route bevat officiële bewegwijzerde trails en paden zonder specifieke aanduiding. Controleer voor je gaat rijden eventuele wijzigingen van deze trails.
In deze reeks verhalen gaan Nas-Raddine Touhami en Irmo Keizer op stap op de mountainbike met diverse gastrijders. Leidend is plezier, een stuk ontdekking en het verhaal.